
Dolle Hendrik was te langen leste gestorven. Natuurlijk wist Mark inmiddels dat nachtelijk klokgelui niet veroorzaakt werd door demonen die verlaten zielen opeisten, maar doorgaans door een windvlaag die door de toren joeg, en soms door een storing in het elektrische mechaniek. Deze Hendrik, voor wiens begrafenis hij voor het eerst sinds zijn kindertijd teruggekeerd was naar zijn geboortedorp, had er een eer in gesteld de kinderen uit de buurt de stuipen op het lijf te jagen door terloopse opmerkingen te maken die onder hun huid kropen en de reden waren van menig slapeloze nacht, met een duchtig standje wegens bedplassen op de koop toe. En als de wind dan langs de ramen floot, hoorden ze Hendrik vanuit zijn dichtgeplakte schuurtje lachen.
Ondanks Hendriks voorspelling dat ook Mark zou eindigen als een verlaten ziel, toen hij eens een rode plastic voetbal tegen de voordeur van het schuurtje had getrapt, was het leven goed geweest voor Mark. Hij had een vrouw getroffen die zijn ambities deelde en samen waren zij ouders geworden van een tweeling die zij comfortabel opvoedden in een gerenoveerd seinhuis dat hun kennissen als bijzonder smaakvol plachten te omschrijven.
Vijf dagen geleden had Mark de enige kennisgeving van het overlijden gemaild gekregen van een schoolvriend die in de streek was blijven wonen. Familie had Hendrik niet en mensen die zich om hem bekommerden waren uiterst schaars. Op zijn voorzet vatten de vier speelkameraadjes van weleer het plan op om hun oude kwelgeest de laatste eer te bewijzen als excuus voor een jongensachtige reünie ter plaatse. Zijn vrouw had het initiatief toegejuicht. Waarom plakte hij er niet een nachtje achteraan?
Die laatste eer bleek uit niet meer te bestaan dan een slordige kring van zeven buurtbewoners rond een haastig gegraven gat op de begraafplaats van de sinds acht jaar gesloten kerk, waarin de verpakte overblijfselen van Hendrik werden neergelaten na een korte, inspiratieloze toespraak door de postbesteller, die de rol van lijkspreker had overgenomen van zijn met seniliteit geslagen oudoom. Het miezerde terwijl het laatste licht van de wintermiddag opgezogen werd door de treurwilgen achter de zwarte sloot aan de horizon.
Die avond maakten de vrienden zich in de enige uitspanning die het dorp nog rijk was vrolijk over Dolle Hendrik en zijn onzinnige voorspellingen. Ze bezwoeren hun verwaterde contact aan te halen, nadat ze zich samen hadden ondergedompeld in hun gedeelde jeugdsentiment.
Terwijl Mark naar zijn lease-auto liep, keek hij op naar de plompe kerktoren die donker afstak tegen de stormachtige winternacht, zoals hij dat als onzeker kind had gedaan. Een naar gevoel bekroop hem. Voordat hij instapte checkte hij zijn berichten. Zijn vrouw had hem één kort en nogal duidelijk whatsappje gestuurd.
Die nacht luidden de klokken waanzinnig over de hoofden van de dorpsbewoners, maar niemand sloeg er acht op. Pas de volgende ochtend, toen de storm was gaan liggen, ontdekte de postbesteller een verlaten auto in de zwarte sloot. Bij nadere inspectie van de omgeving vond men de zijdeur van de kerktoren geforceerd, en een verlaten ziel die verstrikt in het klokkentouw teruggekeerd was naar de demonen van zijn jeugd.
Ondanks Hendriks voorspelling dat ook Mark zou eindigen als een verlaten ziel, toen hij eens een rode plastic voetbal tegen de voordeur van het schuurtje had getrapt, was het leven goed geweest voor Mark. Hij had een vrouw getroffen die zijn ambities deelde en samen waren zij ouders geworden van een tweeling die zij comfortabel opvoedden in een gerenoveerd seinhuis dat hun kennissen als bijzonder smaakvol plachten te omschrijven.
Vijf dagen geleden had Mark de enige kennisgeving van het overlijden gemaild gekregen van een schoolvriend die in de streek was blijven wonen. Familie had Hendrik niet en mensen die zich om hem bekommerden waren uiterst schaars. Op zijn voorzet vatten de vier speelkameraadjes van weleer het plan op om hun oude kwelgeest de laatste eer te bewijzen als excuus voor een jongensachtige reünie ter plaatse. Zijn vrouw had het initiatief toegejuicht. Waarom plakte hij er niet een nachtje achteraan?
Die laatste eer bleek uit niet meer te bestaan dan een slordige kring van zeven buurtbewoners rond een haastig gegraven gat op de begraafplaats van de sinds acht jaar gesloten kerk, waarin de verpakte overblijfselen van Hendrik werden neergelaten na een korte, inspiratieloze toespraak door de postbesteller, die de rol van lijkspreker had overgenomen van zijn met seniliteit geslagen oudoom. Het miezerde terwijl het laatste licht van de wintermiddag opgezogen werd door de treurwilgen achter de zwarte sloot aan de horizon.
Die avond maakten de vrienden zich in de enige uitspanning die het dorp nog rijk was vrolijk over Dolle Hendrik en zijn onzinnige voorspellingen. Ze bezwoeren hun verwaterde contact aan te halen, nadat ze zich samen hadden ondergedompeld in hun gedeelde jeugdsentiment.
Terwijl Mark naar zijn lease-auto liep, keek hij op naar de plompe kerktoren die donker afstak tegen de stormachtige winternacht, zoals hij dat als onzeker kind had gedaan. Een naar gevoel bekroop hem. Voordat hij instapte checkte hij zijn berichten. Zijn vrouw had hem één kort en nogal duidelijk whatsappje gestuurd.
Die nacht luidden de klokken waanzinnig over de hoofden van de dorpsbewoners, maar niemand sloeg er acht op. Pas de volgende ochtend, toen de storm was gaan liggen, ontdekte de postbesteller een verlaten auto in de zwarte sloot. Bij nadere inspectie van de omgeving vond men de zijdeur van de kerktoren geforceerd, en een verlaten ziel die verstrikt in het klokkentouw teruggekeerd was naar de demonen van zijn jeugd.